Als PSR hebben wij op 20 mei 2016 vragen aan het college gesteld en de antwoorden ontvangen op 30 juni 2016. In de raadsvergadering van juli 2016 heeft de PSR aangegeven met een aantal vervolgvragen te komen. Deze vragen gaan over:
- verhoging taakstelling 1 en 2e helft 2016;
- kwijtschelding lening voor inrichten woning;
- financieel nadeel bij niet voldoen aan huisvestingstaakstelling;
- opleidingsniveau en kansen op de lokale arbeidsmarkt;
- uitwerking bestuursakkoord verhoogde asielinstroom.
In onderstaand schrijven wordt op uw vragen ingegaan door deze per vraag van antwoord te voorzien.
Vraag 1. Het Platform Opnieuw Thuis heeft de gecorrigeerde jaarcijfers gegeven. De taakstelling voor onze gemeente is voor 2016 gestegen van 110 naar 132. Voor de 2e helft 2016 staat dus een taakstelling van 79. Gemiddeld 13 per maand. Ziet het college voldoende kansen voor plaatsing dit jaar?
Antwoord: het college ziet voldoende kansen voor het realiseren van de taakstelling 2e helft Hiervoor wordt constructief samengewerkt met de corporaties. De huidige stand van toewijzing bedraagt 96% (per 1 september 2016).
Vraag 2. Is het college op de hoogte van het verrekensysteem bij niet plaatsing, zijnde de kosten van extra verblijf in een AZC?
Antwoord: Het college is op de hoogte van het verrekensysteem bij niet plaatsing. De provincie heeft hier vanuit haar toezichthoudende taak een rol in en de gemeente over geïnformeerd. Als blijkt dat er achterstanden zijn, gaat de provincie in gesprek met de gemeente. Als er daarna nog te weinig gebeurt, kan de rijksoverheid uiteindelijk besluiten om een boete op te leggen. Die boete is 1.850 euro per maand per statushouder die geen woning heeft gekregen. Als alle stappen zijn doorlopen, dan heeft de provincie de bevoegdheid om op kosten van de gemeente een woning voor de asielzoeker met een verblijfsvergunning regelen.
Vraag 3. Een statushouder die een woning krijgt toegewezen kan een lening afsluiten voor de inrichting. Landelijk is sprake van het vaak niet afbetalen waarna kwijtschelding volgt. Heeft het college inzicht voor de Vlissingse situatie?
Antwoord: In sommige gevallen zijn we genoodzaakt om een nog openstaande vordering af te boeken, b.v. na einde van een traject in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), na het sluiten van een dossier bij de deurwaarder of als iemand langere tijd met onbekende bestemming vertrokken is. Over 2015 bedraagt de afboeking die verband houdt met statushouders maximaal € 5.600 voor geheel Walcheren.
Vraag 4. In, als voorbeeld Apeldoorn, krijgen statushouders alleen nog een lening voor spullen uit de kringloopwinkel. Worden de statushouders doorverwezen naar de kringloopwinkel van Orionis voor inrichting van de toegewezen woonruimte?
Antwoord: Voor de eerste inrichting worden statushouders niet doorverwezen. We hanteren voor de eerste inrichting de bedragen uit de NIBUD-richtlijn. Wel wordt bij reguliere aanvragen “bijzondere bijstand voor huishoudartikelen” doorverwezen naar de kringloopwinkels op Walcheren.
Vraag 5. Het college geeft in haar antwoorden aan dat, van de laatst gevestigde 164 statushouders, 20 gevestigde statushouders kansrijk zijn en 144 een hoog risicoprofiel hebben. Tevens geeft het college aan dat bij een goede integratie gelijke kansen zijn in de arbeidsmarkt. Kan het college aangeven wat er verstaan wordt onder een “goede integratie” en waar gelijke kansen op de arbeidsmarkt aan gerelateerd worden?
Antwoord: onder een goede integratie wordt verstaan: de inspanning die de statushouder (migrant) levert om sociaal en economisch deel te kunnen nemen aan de Vlissingse samenleving door zich de Nederlandse taal eigen te maken en de gangbare normen te respecteren en na te leven. Participeren in de samenleving zien we daarbij als belangrijke voorwaarde voor een succesvol integratieproces. Van de samenleving verwachten wij dat migranten de ruimte krijgen en als gelijken worden gezien, erkend en behandeld.
Vraag 6. De verhoogde instroom van vergunninghouders heeft gevolgen voor de kosten die onze gemeente heeft aan uitkeringen binnen de Participatiewet. Elke statushouder heeft zodra gehuisvest in principe recht op een uitkering. Bij het toepassen van de normale wijze van vaststelling van het macrobudget wordt niet voorzien in deze toename. Voor 2016 staat een afspraak, is er al zicht op een afspraak voor de komende jaren?
Antwoord: Voor 2017 is eenzelfde afspraak gemaakt als voor 2016. Dit houdt in dat voor de extra instroom van 2017 in 2017 een apart budget verstrekt wordt (= een intertemporele vergoeding), gebaseerd op basis van de gerealiseerde taakstelling januari t/m november. (NB: de doorwerking van de hogere instroom van 2016 wordt in het reguliere budget voor 2017 meegeteld). Vanaf 2018 vindt jaarlijks in acht gelijke delen een verrekening (= terugbetaling) plaats van deze vergoedingen voor 2016 en 2017. Voor nieuwe vergoedingen in 2018 of verder zijn geen afspraken gemaakt.
Vraag 7. Er zijn extra middelen nodig voor preventie en gezondheidsbevordering vanstatushouders. Deze gemeentelijke investeringen zijn nodig voortijdige signalering en aanpak van psychosociale problemen onder kinderen met een vluchtverleden. Extra intensivering van de jeugdhulp lijkt noodzakelijk. Worden deze kosten door het Rijk vergoed of op welke andere manier worden deze kosten verrekend?
Antwoord: De preventie en gezondheidsbevordering valt onder het takenpakket van de GGD. Vanaf september start landelijk het ondersteuningsprogramma ‘gezondheidsbevordering statushouders: een lokale en integrale aanpak gericht op signalering, voorlichting en preventie’. Bij de GGD komt een regiocoördinator die samen met gemeenten deze lokale preventieaanpak handen en voeten gaat geven. Voor deze extra inzet ontvangen gemeenten een aanvulling in het gemeentefonds voor de uitvoering jeugdgezondheidszorg, overige taken publieke gezondheidszorg en tolkenkosten. Dit wordt gekoppeld aan het aantal kinderen c.q. (overige) vergunninghouders per gemeente. De septembercirculaire zal uitsluitsel geven over de definitieve tegemoetkoming per gemeente. In oktober wordt voor beleidsadviseurs en professionele betrokkenen een Zeeuwse bijeenkomst georganiseerd. Wat betreft de jeugdhulp geldt dat hulp aan kinderen met een verblijfstatus moet worden bekostigd uit het macrobudget jeugdhulp van de gemeenten, wanneer zij niet bij het COA verblijven of wanneer zij niet onder de verantwoordelijkheid van het NIDOS vallen (voogdij). Voor deze groep geldt dat de uitgaven die voorheen onder de Wet op de jeugdzorg, AWBZ of ziektekostenverzekering vielen bij de transitie per 1 januari 2015 naar het macrobudget jeugd zijn overgeheveld. Alle afspraken rond hulp aan kinderen met een vluchtelingenachtergrond gelden voor een periode van drie jaar (dus tot en met 2017) en worden dan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld op basis van de ervaringen en beschikbare gegevens.
Vraag 8. Verder zijn er nog geen goede afspraken over onderwijs, structurele kosten voor onze gemeente voor statushouders als extra inwoners, kosten leerlingenvervoer als voorbeelden. Bij een extra toevoeging aan het gemeentefonds geen probleem, anders lijken dit nieuwe kosten en dus O&O van toepassing?
Antwoord: de instroom van nieuwe inwoners, waaronder statushouders, valt onder regulier beleid. Eventuele kosten voor deze nieuwe inwoners vallen onder de uitvoering van regulier beleid. Het invullen van een O&O procedure is hiervoor niet nodig
Wij gaan ervan uit u hiermee in voldoende mate te hebben ingelicht.
Hoogachtend,
burgemeester en wethouders van Vlissingen,
10-10-2016